zondag 25 december 2011

Best Sissies forever!

Mijn zus en ik zijn twee handen op één buik. Hartsvriendinnen. BSF’s. Best Sisters Forever. We kennen mekaars diepste geheimen en gaan door het vuur voor elkaar. Al gebieden de eerlijkheid én onze ouders te zeggen dat het ooit wel anders is geweest. Het compleet tegenovergestelde zelfs. Schelden, krabben, pitsen, bijten, haren uittrekken,… Been there, done that. Ach, we waren nog jong en gelukkig werden we wijzer met de jaren. We deelden een appartementje tijdens onze studentenjaren en dat zorgde- wat irritaties over de afwas buiten beschouwing gelaten- voor de klik. Het besef dat vrienden komen en gaan, maar zusjes altijd blijven bestaan.

Tegenwoordig wonen we niet meer samen. We wonen zelfs niet meer in elkaars buurt. Zij heeft een schat van een lief en resideert in de buurt van Leuven. Ik heb een schat van een lief, een pracht van een kind en mijn huis staat in de buurt van Antwerpen. Maar die afstand is verwaarloosbaar uiteraard. We tuffen regelmatig heen en weer, mijn zus en ik. En we bellen. En sms’en. En What’s Appen (uitvinding van de eeuw!). En dan praten we honderduit- liefst al shoppend of onder het genot van een stuk zelf gebakken taart- over lief, leed, werk en recent vooral over kleine Finn. Want mijn zus is niet alleen zijn tante en zijn meter, ze is ook zijn allergrootste fan. En ik de hare. Dat mag al eens zwart op wit gezegd worden. Zeker nu ze een complimentje meer dan ooit kan gebruiken. Lieve zus, ik zie je graag!

zondag 18 december 2011

Trots trotser trotst

Bestaat er nog een overtreffende trap van de overtreffende trap van trots? Trotst volstaat namelijk niet om te beschrijven hoe waanzinnig fier zijn grootouders, overgrootouders, meter, peter en suikertantes op mijn kleine ventje zijn. Ook omgekeerd is het moeilijk om de enorme appreciatie die ik voel voor hen treffend neer te pennen. Ze overspoelen kleine Finn met liefde, fotograferen het ventje als is ie een Hollywoodvedette en missen het kind hartstochtelijk zodra het uit het zicht is. Ik heb er dan ook hoegenaamd geen probleem mee om hem, zodra zij in de buurt zijn, ‘af te staan’. Ze mogen ‘m vastpakken, platknuffelen, eten geven, verversen,… Hoe meer, hoe liever. Hoe vaker, hoe beter. Totaal geen problemen mee. Bij ons is hij veilig.

Heel anders is het als mensen die ik niet ken, mijn kleine man willen claimen. Een iets te nieuwsgierige blik in de kinderwagen, een te snelle aai over zijn mini-wangetjes,… Bah, daar gruw ik echt van. Ik durf dan ook nog niet te denken aan de dag waarop mijn zoon naar de crèche moet. Of naar school godbetert. Weggerukt uit zijn veilige cocon, gedropt in een omgeving vol vreemde mensen. Mensen die ik niet in de gaten kan houden en die hem onmogelijk even graag kunnen zien als wij…

Ach, ik overdrijf hier nu lichtjes, maar ik geniet gewoon zo hard van mijn zwangerschapsverlof en dus van de vele tijd die ik nu heb voor mijn geliefden, dat de buitenwereld plots wel heel erg boos lijkt. Boos, bozer, boost. En daar dan nog de overtreffende trap van uiteraard.

zondag 4 december 2011

Globetrottertje

Op een paar uitzonderingen na verklaart iedereen mij zot. Wat ik van plan ben, is blijkbaar niet zo vanzelfsprekend als ik het zelf aanvoel. Toch blijf ik hardnekkig vasthouden aan mijn idee. Ik moet ook wel, want de reis is ondertussen geboekt én betaald. Thailand is de bestemming en het duurt nu niet lang meer voor we vertrekken. We, dat zijn mijn lief, mijn zoon en ikzelf. Ik zie er namelijk geen graten in om een baby van vier maanden mee te nemen naar een ver land. Vooral niet omdat dat verre land behoorlijk geciviliseerd, superhygiënisch en extreem kindvriendelijk is. Ik weet dat want ik ben er al eerder geweest, een jaar of tien geleden. Toen koos ik voor een avontuurlijke rondreis. Back to basics, zo veel mogelijk zien en beleven. Dit keer heb ik een poepsjiek resort geboekt. In Phuket notabene. Een plek die ik destijds verguisde omwille van zijn massatoerisme, lijkt mij nu juist de perfecte keuze. Luxe à volonté, alle mogelijke faciliteiten voor ouders en kind, een bruisend stadscentrum op een steenworp,… En mocht er toch iets misgaan, er zijn een hoop ziekenhuizen in de buurt die voldoen aan onze hoge, westerse standaarden. Ook daar heb ik alle vertrouwen in, want tien jaar geleden heb ik zelf een nacht doorgebracht op de spoedafdeling van een Thais ziekenhuis. In Bangkok weliswaar, maar ik ben er zeker van dat Phuket niet moet onderdoen.

Ach, ik stel mijn kind echt niet onbezonnen bloot aan allerlei gevaren omdat ik zelf toevallig nood heb aan zon en ontspanning. Als ik niet 100 procent zeker zou zijn van mijn stuk, had ik wel gewoon een weekje Blankenberge voor ons gezin geboekt. Ik vetrek geïnformeerd én gemotiveerd. Want ik wil mijn kind zo snel mogelijk de wereld laten zien. Een globetrotter in pocketformaat, dat zal ie zijn. De opvolging bij Vlaanderen Vakantieland is verzekerd.

zaterdag 26 november 2011

Mini en Maxi

Ik dacht dat échte liefde ondeelbaar was. Alles of niks. Alles voor die ene, niks over voor een eventuele andere. Verhalen van mannen bijvoorbeeld die heftige gevoelens hadden voor zowel hun vrouw als hun minnares werden in het verleden steevast afgedaan als opportunistische bullshit. Maar de laatste weken begin ik te twijfelen aan mijn eigen radicale theorie. Ik merk namelijk dat ik toch perfect in staat ben om twee mannen graag te zien. Mijn vriend en mijn zoon weliswaar.

De ene vent is klein, de andere groot. Toch hebben ze beiden prachtige ogen, een gulle lach en een lijf dat smeekt om geknuffeld te worden. Mini vraagt en krijgt uiteraard meer aandacht op dit moment, maar dat doet niks af aan wat ik voel voor maxi. Hij kan het ook perfect plaatsen, heeft geen last van de gevreesde ‘ik kom tegenwoordig pas op de 2e plaats en dat staat mij niet aan’-houding. Net zomin als ik er moeite mee heb dat hij bij thuiskomst al eens eerst naar het bedje van Finn durft te lopen in plaats van mij een kus te geven. Daar moet je mee kunnen leven als je kiest voor zo’n driehoeksverhouding.

Ja, ik ben blij met mijn dubbele verliefdheid. De kriebels voor het lief zijn feller dan ooit, die voor het kind zijn er gewoon bijgekomen. Niet of of, wel en en. Geheel complementair. Weet je trouwens wanneer ik het allergelukkigst ben? Als ik ‘s ochtends als eerste opsta en stiekem mijn twee nog slapende mannen kan bewonderen. Dat ze allebei snurken, neem ik er met plezier bij.

zaterdag 19 november 2011

Een eeuw verschil

Toen mijn overgrootmoeder geboren werd, moest de Eerste Wereldoorlog nog uitbreken. Er was nog geen sprake van schoolplicht, vrouwenstemrecht en jongerenemancipatie. Tv’s en computers waren sciencefiction. Zo goed als niemand beschikte over een auto, telefoons hadden een draad en een reis naar de Belgische kust was één groot avontuur. Vaders gingen uit werken, moeders bleven aan de haard, kinderen speelden buiten. De aarde was nog niet naar de zak, het wegennet nog niet dichtgeslibt, maar ziek worden stond wel vaak gelijk aan doodgaan. En zo kan ik nog wel even doorgaan over het jaar 1910.

Nu Finn een baby is, in het jaar 2011, ziet de wereld er lichtjes anders uit. De sky is the limit, studeren wordt aangemoedigd, het glazen plafond doorbroken. Ouders rijden zoon- of dochterlief van hot naar her, want als ze niet én turnen én schaken én trompet spelen, komt het vast niet goed met hen. Ook mama en papa zelf willen niks missen. De keuzes zijn talrijk, net als de depressies. Blankenberge is nog steeds een optie, maar liever vliegen we naar de andere kant van de wereld. Oorlog kennen we enkel van tv, we spelen videogames, downloaden muziek van het internet en dankzij onze smartphone zijn we altijd en overal bereikbaar.

Mijn overgrootmoeder en haar achter- achterkleinkind. 1910 vs 2011. Een eeuw én een wereld van verschil. Zelf beseffen ze het niet meer (in het geval van mijn overgrootmoeder) of nog niet (in het geval van Finn), maar ikzelf ben er mij juist heel erg van bewust hoe uniek het is dat die twee elkaar nog kunnen ontmoeten. Ik hoop bovendien van harte dat we in 2012 twee mooie verjaardagen mogen vieren: een 102de en een 1ste.

maandag 14 november 2011

Moeder de vrouw

Een kind schept een band. Niet enkel tussen ouders, ook tussen moeders onderling. Mama’s begrijpen elkaar zonder woorden, stellen elkaar gerust en vinden elkaars kinderen mooi. Altijd. Dat zijn ongeschreven wetten in moederland. Helaas zijn moeders ook maar mensen en dus worden die idyllische regels al eens met de voeten getreden. Vermoedelijk omdat de vrouwen in kwestie jaloers, ongelukkig of gewoon onsympathiek zijn. Zoals de moeder die ik gisteren ontmoette in het consultatiebureau van Kind en Gezin. Terwijl haar baby op de verzorgingstafel lag, scande zij nauwgezet de omgeving. Al gauw verschenen mijn kleine schat en ikzelf in haar blikveld. Een dubieuze zone waar we pas uitgeraakt zijn toen de dokter ‘Volgende!’ riep.

“Is ie twee maanden oud?”, vroeg ze terwijl ze haar hoofd in de richting van mijn kind bewoog. “Nee, hij is al drie maanden.” “Oei… dan is ie wel heel klein voor zijn leeftijd.” Haar ogen verraadden geveinsd medelijden. “Hoeveel weegt ie dan?” “Vijf kilo.” “Ai… de mijne woog vorige keer vijf kilo... maar toen was ie dus nog maar twee maanden.” “Goh”, repliceerde ik veel te vriendelijk, “de mijne is vier weken te vroeg geboren, hij moet nog serieus wat inhalen, hé…” “Mmm, dat is waar… ” zei ze en ze forceerde zelfs een voorzichtige glimlach. Maar eigenlijk bedoelde het mens: “Arm schaap, je gelooft toch niet echt dat het nog goed komt met dat kind van jou?” En ja, ik lachtte inderdaad veel te schaapachtig terug. In plaats van de bal keihard terug te kaatsen. “Ow, je baby is al drie maanden oud en toch ziet je buik er nog altijd uit alsof je net bevallen bent!” bijvoorbeeld. Ik ben namelijk een kleine nuance vergeten daarnet. Mama’s zijn niet zomaar mensen. Het zijn vrouwen en vrouwen zijn soms niet zo lief voor andere vrouwen.

zondag 6 november 2011

Doggy style

Delete, zo heette de hond van mijn lief. Een mooie, welopgevoede labrador waar ik desondanks niks van moest weten. Om heel eerlijk te zijn, moest en moet ik van geen enkel beest iets weten. Tenzij het een Shetlandpony of een baby cheeta betreft. Alleen voor die twee soorten maak ik om de één of andere reden graag een uitzondering. Ik ben nochtans een vegetariër en vegetarisme en dierenliefde gaan hand in hand naar het schijnt. Behalve bij mij dus.

Maar goed, ik dwaal af. Terug naar die ex-hond van mijn lief (ter info: hij is niet dood, hij is geadopteerd). Want dankzij dat dier denkt de partner van ondergetekende dat hij alles weet over babypsychologie en -opvoeding. Honden en baby’s, één pot nat en bijgevolg één en dezelfde trukendoos volgens hem. Oké, ook al kwijlt ons ventje als zijn eten eraan komt en moet ie zijn ‘mandje’ in als hij moe is, veel verder wil ik toch niet meegaan in de theorie van zijn vader. De enige gelijkenis die me wél relevant lijkt, is het sociale contact dat ze je bezorgen. Of je nu een trouwe viervoeter meetroont aan de leiband of een schattig kleintje vervoert in de voiture, mensen hebben plots geen schroom meer om je aan te spreken want er is altijd een gespreksonderwerp voorhanden. Ik leer mijn buren dus beter kennen de laatste tijd, sla een praatje met toevallige passanten en toon mijn baby aan de caissière van de Delhaize. Een vriendelijk lachje hier, een welgemeende goeiemorgen daar, een enthousiaste zwaai ginder, … Dingen die vroeger een grote opgave waren omdat ik er (zogezegd) geen tijd voor had, bezorgen mij tegenwoordig heel wat plezier. Zouden de Shetlandpony’s en baby cheeta’s stilaan concurrentie krijgen van de koetjes en de kalfjes?

zondag 30 oktober 2011

Vruchtbare dokters en adviezen

Normaal gezien dweep ik niet zo met boeken, maar deze keer kan ik het niet laten om er toch eentje warm, of nog beter: heet, aan te bevelen. Het is trouwens boekenbeurstijd en dan staat het sowieso goed om over boeken te praten.

Tijdens een recente borstvoedingsflashmob van de vzw MamAditi in het kader van de week van de borstvoeding (ja ja, tieten bloot voor de goeie zaak!) vertelde ik één van de founding mothers dat het zogen van mijn jong(en) overdag vlotjes liep, maar ‘s nachts een beetje sputterde. Baby schoot immers een aantal keer per nacht totaal opgefokt wakker en wilde daarna moeilijk weer inslapen. De mama-met-ervaring wist meteen raad. Ik moest het boek “Nighttime parenting” van William Sears in huis halen. De kinderarts met acht kinderen maakt daarin onder andere brandhout van hardnekkige misverstanden als: ‘Je moet je kind laten uithuilen tot het vanzelf stopt, anders raakt het hopeloos verwend’. Hij stelt dat kleintjes ook ‘s nachts behoefte hebben aan de nabijheid van hun moeder, leert je alles over het slaappatroon van een baby en verklaart waarom zuigelingen zo vaak kleine hoeveelheden willen eten.

Uiterst boeiende bevindingen allemaal, maar wat ik vooral onthou, is zijn pleidooi voor co-sleeping. Samen slapen met je baby dus. En dat doen doen wij dan ook tegenwoordig. Finn moet nog maar denken aan hongerig wakker worden of ik heb al een tepel in zijn mond gestopt. Een win-winsituatie: hij tevreden, ik beter uitgeslapen. Dat de derde betrokkene, mijn lief, op die manier weinig kans krijgt om mijn lijf te claimen, kan de pret niet drukken. Want ook op dat vlak heeft dokter Sears nuttige tips. Hoe denk je anders dat ie aan die acht kinderen geraakt is?

zondag 23 oktober 2011

Jump!

Ik beken. Ik heb vannacht, toen ie na zijn maaltijd onophoudelijk bleef krijsen, ‘lastig kind’ naar hem geroepen. Het spijt me verschrikkelijk, ik ben een intolerante moeder, maar ik pleit verzachtende omstandigheden. Mijn kleine vent zit namelijk al een paar dagen niet bepaald lekker in zijn zijdezachte babyvelletje. Hij huilt zonder standaardreden zoals honger, slaap of een vuile pamper. Hij wil de hele tijd opgepakt worden, slaapt alleen dicht tegen me aan in de draagzak en is behoorlijk onverzadigbaar. Ik voel me net een melkfabriekje.

Nu, volgens de babybijbel ‘Oei, ik groei!’ wijzen die signalen erop dat ie zijn allereerste groeisprongetje doormaakt. “Een sprong is een plotselinge verandering in de mentale ontwikkeling van je baby. Hij kondigt een vooruitgang aan. Sprongen komen bij alle gezonde kids op ongeveer dezelfde leeftijd voor, bij de één heviger dan bij de ander. Ze gaan gepaard met hersenveranderingen die een nieuw waarnemingsvermogen met zich meebrengen. Een sprong kent twee fasen. De eerste is de lastige periode, gekenmerkt door de drie H’s: hierin is een kind hangeriger, huileriger en humeuriger dan je van hem gewend bent. De vooruitgang van je baby kan stilstaan of zelfs een achteruitgang worden. Ouders kunnen zich zorgen maken of zich gaan ergeren.” Aha! Daar heb je het! Mijn af te keuren gedrag is in zekere zin aanvaardbaar, of toch op zijn minst begrijpelijk. Al mag het nooit meer gebeuren, want er is dus ook nog die tweede fase. “Die waarin baby’s nieuwe dingen ontdekken of oude dingen anders doen. Zo kunnen ze na deze sensaties-sprong écht naar iets kijken, reageren op geuren en aanrakingen, sociaal glimlachen en langer wakker zijn. Er gaat met andere woorden een volledig nieuwe wereld voor hen open. Die wereld is best eng en hij heeft jou dus nodig om de sprong makkelijker te maken en er het maximale uit te halen…”

Et voilà, zo leren we allebei ons lesje. De ene weliswaar iets meer in stilte dan de andere.

maandag 17 oktober 2011

Labels

Mijn kind loslaten. Het is op dit moment nog niet echt aan de orde, maar ik weet nu al dat ik het niet ga kunnen omdat ik het niet ga willen. Zelfkennis is het begin van alle wijsheid, weet je wel. En lezen is dat ook. Zo pikte ik onlangs in DS Magazine een klinkende naam op voor bovenstaande tekortkoming: velcro-ouder. Het bewuste artikel was gebaseerd op de bevindingen van ene Lori Gottlieb, een Amerikaanse psychologe. “Velcro-ouders”, zo zegt de vrouw, “zijn ongelukkige en angstige ouders met het narcisme en de hulpeloosheid van een kind. Ze verhinderen hun kinderen om ongelukkig te zijn. Ze behoeden hen voor ieder gevoel van frustratie, angst en ontgoocheling en daardoor wordt hun nageslacht later ongelukkig.”

Pfff. Na het labelen van kids (ADHD’er, autistisch, dyslectisch,…) is het nu dus de beurt aan ouders om een etiket opgeplakt te krijgen. Dankuwel daarvoor Miss Gottlieb, al heb ik toch nog een paar vraagjes omtrent uw revolutionaire bevindingen. Is het zo gek dat ik mijn kind troost wanneer het weent? Crazy dat ik het geen uren op zijn eten laat wachten? Gaga dat ik in zijn buurt blijf zodat ie niet van de verzorgingstafel rolt? Zot dat ik bij elk nachtelijk gilletje van hem wakker schiet? Abnormaal dat ik de dokter bel zodra ie koorts maakt? Met andere woorden: moet je nu ook al voorzichtig zijn in de liefde? Is het echt noodzakelijk dat de bezorgdheid om je kind getemperd wordt? Kan u trouwens definiëren hoeveel liefde en bezorgdheid genoeg is en hoeveel net te veel? Wat is te veel trouwens? En is te veel niet beter dan te weinig?

Beste Lori, ik weet te midden van al die door u gezaaide onzekerheid tenminste één ding zeker: een gelukkig kind maakt gelukkige ouders (en omgekeerd). Dat zou u inderdaad als een vorm van egoïsme of zelfs narcisme kunnen bestempelen. Maar liever een velcro-mama dan een teflon-moeder. Zo hebben we er bovendien meteen een gloednieuw label bij. Iets wat u- ondanks mijn scherpe kritiek- wel zal bevallen, vermoed ik.

zondag 9 oktober 2011

Happy Birthday to...

Ik was jarig onlangs. En verjaardagen verdienen een cadeautje. Meerdere cadeautjes zelfs. Dat weet het kleinste kind. Maar wat koop je voor iemand die alles (zelfs dat kind) al heeft? Niks dus, zo heeft de praktijk uitgewezen. Ik mocht ze uitpakken (want dat kan het kind nog niet), maar zowat alle geschenken waren bestemd voor mijn baby. Diezelfde baby was uiteraard ook de ster, de vedette, het absolute middelpunt van mijn feest. Tussen het prikken van olijven en het nippen aan cava door, ging de kleine koning van arm tot arm. Oeh’s en ah’s vulden de kamer. Mijn vriendinnen, zijn suikertantes, kirden van plezier en glommen van trots. Ik, zijn mama, zat erbij, keek ernaar en genoot- ondanks het ontbreken van geschenken- intens van dit tafereel.

Al moest het beste van de avond toen zogezegd nog komen: het dinertje buitenshuis. Weg van de pampers en de borstvoeding, lekker eten, goeie gesprekken,… Ik zag het heel even volledig zitten. Tot we onze straat uitreden om precies te zijn. Daar heb ik het eerste bericht naar de babysit van dienst (mijn eigen mama) gestuurd en er zijn er nog vele gevolgd. Want ook al ging de aandacht van de genodigden in het restaurant nu wel volledig naar mij, mijn eigen concentratie ging, voor, tijdens en na elke hap naar het beste cadeau dat ik ooit gekregen heb. Dat dateert van een andere heuglijke dag: 12 augustus. De geboorte- en bijgevolg, jawel, verjaardag van mijn zoon. Mmm… als ik het zo bekijk, staan we dus toch quitte wat de presentjes betreft.

maandag 3 oktober 2011

Hij is de baas!

Vroeger had ik de touwtjes stevig in handen. Mijn hele leven werd netjes gepland, de timing zat botoxstrak. Elke milliseconde moest en zou optimaal gebruikt worden. Want iedere dag, zelfs een vrije, beschouwde ik als een werkdag. Maar ja, dat was vroeger dus. Voor ik mama werd. Tegenwoordig ziet dat leven van mij er lichtjes anders uit. Een kind van amper twee maanden dicteert de wet nu. Hij en niemand anders bepaalt het tempo en de dagindeling. Een dagindeling die standaard bestaat uit volgende elementen: voeden- verversen- troosten- knuffelen. Niet noodzakelijk in die volgorde, wel noodzakelijk honderd keer opnieuw. En het telkens weer herhalen van die simpele routine werkt- in tegenstelling tot wat ik verwacht had- enorm verfrissend. De stress is weg. Het kopke is leeg. De wereld openbaart zich eindelijk vanuit het juiste perspectief.

Het kost mij bovendien geen enkele moeite om mijn eigen behoeften en ambities opzij te schuiven. Ik laat mij gewillig en met veel plezier leiden door het liefste dictatortje van de hele wereld. Qué sera sera, da’s mijn levensmotto geworden. Lukt het vandaag niet om een taak af te werken of wat me-time in te lassen, dan is morgen ook nog goed. Of overmorgen. Of volgende week. Ik heb uiteindelijk toch maar één opdracht die er écht toe doet: mijn kleine man intens gelukkig maken. Oh ja, en mijn zwangerschapsverlof loopt nog een eeuwigheid. Dat is ook geen onbelangrijk detail.

maandag 26 september 2011

Looooooooove!

Soms lijkt het alsof een nummer op de radio niet voor een anonieme massa, maar speciaal voor jou gedraaid wordt. Omdat het de sublimatie is van alles wat je denkt en voelt op dat moment. Vanochtend was het nog eens zover. “I feel love” van Donna Summer werd de ether ingegooid en baande zich vervolgens een weg recht naar mijn hart. En naar mijn traanklieren. Nochtans, hoewel het gerust als een toplied geklasseerd mag worden, is het nu ook weer niet van die aard dat je er spontaan van begint te huilen. Maar ik bleit nu eenmaal voor het minste tegenwoordig. Puur van geluk. Omdat ik- sorry op voorhand voor zo veel meligheid, maar het is de waarheid- iedereen zo graag zie en iedereen mij graag ziet. Of zo lijkt het tenminste. I feel love dus. Liefde die zich toont in heel wat verschillende gedaantes. Klassiek verpakt als een kus of een knuffel. Of vermomd als een cadeau of een spaarcentje voor mijn kleine vent. Liefde ook van mensen die ik nauwelijks ken of zelfs nooit eerder ontmoet heb. Mensen die mij en ons nieuwe gezinnetje een warm hart toedragen en dat tonen met een mooie boodschap op een kaartje, een envelop met wat geld in of zoals die ene, bijzondere man uit mijn straat: met een zelfgecomponeerd, gepersonaliseerd wiegeliedje.

Tuurlijk hadden ze het niet moeten doen blabla enzoverderenzovoort, maar ze zijn wel meer dan gewoon bedankt. Want zij (én Finn natuurlijk!) maken van mij de gelukkigste vrouw ter wereld. Dat verdient nog een traantje, me dunkt.

zondag 18 september 2011

Alles wat je dus wél moet weten over de keizersnede

De pijn is verdwenen, het litteken blijft. Al wordt ook dat met de dag minder zichtbaar. Ik zal deze ruimte dus niet gebruiken om mezelf te beklagen, wel om een enorm misverstand uit de wereld te helpen. Een misverstand dat ik– zij het geheel onbewust- mee in stand gehouden heb. Lees mijn column van een paar weken geleden er maar eens op na. Vol ontgoocheling vertelde ik daarin dat mijn baby in stuit lag en dat ik onmogelijk op natuurlijke wijze zou kunnen bevallen. Vreselijk vond ik dat toen. Ik zou immers nooit weten wat een wee is, hoe het voelt om een kind uit je lijf te persen en ook het eeuwige respect van mijn lief zou mij ontzegd worden. Want bij een keizersnede voel je niks en al het werk wordt voor jou gedaan. Een luxe-bevalling met andere woorden.

Yeah right! Hoe komt het dat lotgenoten de échte waarheid over een sectio zo lang hebben kunnen verzwijgen? Waarom heeft niemand mij verteld dat je, ondanks de epidurale verdoving, ‘voelt’ dat er gesneden en vooral keihard geduwd en getrokken wordt? Alsof de dokter elk moment triomfantelijk je ingewanden in plaats van je baby uit je buikholte zal halen. Zeker als het kind, zoals bij mij, door (in dit geval compleet overbodige) weeën en ontsluiting al flink is ingedaald. Waarom bereidt niemand je voor op de confrontatie met natuurlijk bevallen vrouwen die de dag erna alweer stralend door de gang schrijden, terwijl jij nog lang niet uit je bed geraakt? Lachen, niezen, hoesten en plassen tarten je- eigenlijk niet meer bestaande- buikspieren. En elke beweging lijkt je wonde weer te gaan openrijten... Behoorlijk onaangenaam allemaal, maar ach, ook hier geldt: zodra je je kleintje in je armen houdt, denk je niet meer aan die pijn. En da’s waarschijnlijk ook meteen het antwoord op mijn prangende vragen. Moeders ‘vergeten’ simpelweg welke hel er aan hun hemel vooraf is gegaan.

zaterdag 10 september 2011

Erika IS mama

Ha, nergens beter dan thuis. Niet omdat ik daar echt mezelf kan zijn of godbetert omdat mijn Stella daar staat. Maar omdat mijn Finn daar ligt.
48 cm groot, nog geen 3 kilo dik en toch al de man van mijn leven. Het mooiste kind ter wereld ook, al heb ik- eerlijk is eerlijk- nog niet deftig kunnen vergelijken. Sinds mijn kleine man het ziekenhuis geruild heeft voor huize Schelfhout-Van Tielen, ben ik amper buiten geweest. Van verveling is evenwel geen sprake. “Time flies when you’re having fun“, dat wist ik al. “And also when you have babies”, dat heb ik bijgeleerd. Voeg die twee voorwaarden samen en je begrijpt dat ik geen flauw benul meer heb welke dag van de week het is. Wat ik zou gedaan hebben, mocht mijn kleine ventje er niet geweest zijn. En hoe mensen zonder kinderen hun dagen überhaupt gevuld krijgen.
Ik ben vanochtend opgestaan om 9u, ondertussen is het 17u ‘s middags. Dat zijn 8 volle uren oftewel een gemiddelde werkdag. Een zee van tijd zou je denken. Maar niks is minder waar. Want tussen alle voedingen, pamperwissels en troostmomenten door, ben ik er niet in geslaagd om meer te doen dan een douche te nemen en een boterham te eten. En nu probeer ik- met de kreuntjes van mijn kind en het zich altijd maar herhalende deuntje van zijn mobiel op de achtergrond- deze column tot een goed einde te brengen. Iets wat zowaar lijkt te lukken. Dat geeft moed. Net als die uitspraak van mijn gynaecologe eerder deze week, toen ik een kwartier te laat in haar praktijk arriveerde (omdat Finn net voor vertrek besloot om kaka te doen tegen de muur in plaats van in zijn pamper!). “Ach, jij bent er tenminste!”, zei ze. “Er zijn vrouwen die zo worstelen met het vinden van een nieuwe routine, dat ze hier niet eens geraken.”
(for the record: het is 19u ondertussen)


woensdag 24 augustus 2011

Leve mijn lijf!

Mijn lijf en ik, wij hebben onze moeilijke periodes gehad. Net als elk zichzelf respecterend koppel. Te dik, te klein, te weinig, te traag,… Er was altijd wel iets wat beter of anders kon. Maar we hebben gelukkig op tijd beseft dat we ‘t hoedanook met elkaar zullen moeten doen en dat we er dus maar beter het beste van maken. En kijk eens aan waar we nu staan, wij twee. Mijn lijf is fier op mij en ik ben fier op mijn lijf. Want dat kleine, op het eerste zicht fragiele lichaam, heeft mij de voorbije 7 maanden geen moment in de steek gelaten. Ik was in het prille begin van mijn zwangerschap weliswaar overdreven moe en af en toe licht misselijk, maar dat neem ik ‘the body’ niet kwalijk. Ik zou zelfs boos geweest zijn als ie me dat niet gelapt zou hebben. Er is al zo belachelijk weinig om over te zeuren. Niks hormonale opstootjes, niks bekkeninstabiliteit, niks kortademigheid. Enkel als ik mij moet bukken zit die buik een klein beetje in de weg. Ik kan ook niet meer alle sporten doen die ik zou willen doen. En oh ja, ik heb bij momenten een tikkeltje last van brandend maagzuur. Ach, welke hoogzwangere vrouw kan in godsnaam zeggen dat die- eigenlijk volstrekt onnoemenswaardige- kwaaltjes haar enige besognes zijn? Zonder zever, als het altijd op die manier zou kunnen, dan zit ik er totaal niet mee in om de rest van mijn leven in verwachting te zijn. Laat maar komen die bevruchtingen!

Al is er naast het fysieke aspect van een dracht ook nog het mentale natuurlijk. En dat is gek genoeg een heel ander verhaal. Hier begin ik wel zware tekenen van ‘zwangerschapsmoeheid’ te vertonen. Zo erg zelfs dat de baby er voor mijn part vandaag nog mag uitfloepen. Hoe ziet mijn kind eruit, hoe voelt het, lacht het, huilt het… Ik wil het NU weten. Noem het nieuwsgierigheid of ongeduld, maar voor mij gaat het eerder om een gezonde geest in een gezond lichaam. Kwestie van een relatiecrisis tussen mij en ‘the body’ te vermijden, hé.

Stilte voor de storm

De crèche is geboekt. Het formulier voor mijn zwangerschapsverlof is ingediend. De documenten voor het kindergeld, het kraamgeld en de kraamzorg zijn aangevraagd. Het ontwerp voor de geboortekaartjes is af. De suikerbonen zijn besteld. De geboortelijst staat online. De kinderwagen is gekocht. Mijn lief heeft het babybedje en het babypark in elkaar gevezen. En de eerste rompers en pampers liggen in de schuif. Check. Double check. Triple check zelfs! Als ik er nu niet klaar voor ben, zal ik er nooit klaar voor zijn. Of lijkt dat alleen maar zo? Ben ik toch nog iets vergeten? Heb ik misschien minder overzicht dan vroeger? Kan ik minder aan? Ben ik minder efficiënt? Feit is dat ik de voorbije weken behoorlijk stresserend vond. Zeker omdat ik alle babyvoorbereidingen moest zien te combineren met een fulltime job. En ook al zijn al die praktische beslommeringen nu proper afgewerkt, het wordt er helaas niet beter op. Het enige wat mij nu nog rest immers is wachten en werken. Of werken en wachten, zo je wil. En daar word ik dus niet bepaald rustiger van. Integendeel zelfs.

“Zoek een beetje afleiding!”, is het goedbedoelde advies dat je dan van iedereen te horen krijgt. En dat probeer ik ook, eerlijk waar. Maar wat ik ook doe: een avondje Gentse feesten, een lunch met een vriend die ik al lang niet meer gezien heb, een concertje met mijn moeder,… Ik kan me er hoegenaamd niet op concentreren. Telkens weer glijden mijn gedachten af naar datgene wat komen gaat. De bevalling in de eerste plaats en bij uitbreiding: mijn nieuwe leven met een baby. Wordt het een makkelijk kind of juist een verschrikkelijke huilbaby? Zal het mij lukken om deftig borstvoeding te geven? Ga ik kunnen functioneren met een chronisch slaaptekort? Wat zal het effect van dat kind zijn op de relatie met mijn lief? Enzoverder enzovoort. Kortom, zeg mij alstublieft snel dat ik nog vanalles vergeten te regelen ben.

zaterdag 6 augustus 2011

Tegendraads

Mijn kind heeft lak aan regels, zo veel is nu al duidelijk. Volgens het boekje zou de foetus rond deze periode namelijk mooi moeten indalen. Indalen wil zeggen dat het hoofdje in het bekken zakt, de blik gericht op de uitgang daar beneden. Maar mijn kleintje heeft besloten om precies het tegenovergestelde te doen van wat de massa doet. Het heeft zich in ‘stuit’ gelegd: poep naar beneden en de beentjes opgeklapt tot aan de oren. Een houding waar maar 3 procent van alle baby’s voor kiest. Geen probleem voor de foetus (die ligt zelfs heel erg comfortabel zo!), maar wel voor de mama. Dokters en vroedvrouwen nemen het risico immers niet meer om zo’n tegendraads kindje langs natuurlijke weg geboren te laten worden.

Dat wordt dus, tenzij de baby zich last minute nog op miraculeuze wijze draait, een keizersnede. Een ingreep die meteen alles wat ik tot nu toe gelezen heb over bevallen en hoe ermee om te gaan, reduceert tot compleet nutteloze kennis. Want ik ga nooit weeën hebben, ik zal nooit een epidurale verdoving moeten vragen en ik hoef ook nooit te kiezen tussen een thuis- of een ziekenhuisbevalling. Het enige wat ik binnenkort moet doen is een datum voor D-day vastleggen. De rest wordt voor mij gedaan. De dokter zal mijn buik openlaseren, het kind zal er uitgehaald worden en ik zal vervolgens weer netjes dichtgenaaid worden. Oké, proper, pijnloos én met een ongeblutst kind als resultaat. Allemaal voordelen. Maar wegen die wel op tegen de nadelen? Zou de beloning niet stukken groter zijn als ik eerst een zware inspanning moet leveren? En vooral: heb ik niet zowat alle moeders al horen roepen dat hun man véél meer respect heeft voor hen, sinds ze met eigen ogen gezien hebben hoe vrouwlief hun kind al kreunend op deze wereld perste?

Mmm, ik had mijn lief ook graag met verstomming willen slaan. Maar dat respect zal ik dus willensnillens op een andere manier moeten zien te verdienen.

zondag 31 juli 2011

Tetten

“Als het stoort, moet je maar even buiten gaan staan, hé”, kwekt M., terwijl ze haar T-shirt omhoog stroopt en de baby dichterbij haalt. M., een nochtans niet bepaald preutse vriendin, hield er duidelijk rekening mee dat bepaalde mensen in de kamer gechoqueerd zouden zijn door haar actie. En ze is lang niet de enige jonge moeder met die bezorgdheid. Iets waar ik dan weer aanstoot aan neem.

Vrouwen mogen tegenwoordig in boekjes en op het scherm te pas en te onpas (vooral te onpas!) hun tieten bovenhalen, zonder dat iemand daar vreemd van opkijkt. Maar een stel borsten gebruiken waarvoor ze effectief dienen, daar zijn we duidelijk nog niet klaar voor. Al is dat gezien de huidige maatschappelijke context ook weer niet zo onbegrijpelijk. Wanneer heb jij de laatste keer een vrouw opgemerkt die in het openbaar haar kind de borst gaf? Ik kan mij zelfs niet herinneren dat ik het ooit gezien heb. In de reclame worden moeders die hun boreling zogen evenmin getoond. En ook de baby’s zelf krijgen de ronde objecten die ze zo instinctief herkennen, maar zelden te zien. Doopkaartjes, slabbetjes,… op alle babystuff staan papflessen afgebeeld. Nergens valt er een getekende of gebreide boezem te bespeuren. Vreemd, want borstvoeding is de natuurlijkste zaak ter wereld. Goed voor moeder en kind en bovendien stukken minder gecompliceerd dan alle geklooi met flessenvoeding.

Weet je nog dat ondergetekende de voorbije twee jaar op Humo’s Pop Poll de medaille won in de dubieuze categorie: “Wie zou u graag eens uit de kleren willen zien gaan?” Ook wel geïnterpreteerd als: “Wie haar tetten zou u wel eens willen zien?” Wel, je zal ze zien binnenkort. Niet in Humo, zelfs niet in Flair. Maar ergens bij jou in de buurt. In een café, op een bankje in het park,… terwijl ze idyllisch gemolesteerd worden door mijn baby. Dat ik op die manier een derde medaille hypothekeer, is nu al, en zal tegen dan zeker, het minste van mijn zorgen zijn.

zondag 24 juli 2011

Ta boe or not ta boe

Vreemd toch hoe zwangere vrouwen en hun omgeving alle schaamte en gêne verliezen. Aambeien, constipatie, diarree, anale en vaginale scheuren en knipjes, bloeduitstortingen, oedeem, striemen, gebrekkige bekkenbodemspieren, instabiele bekkens,… Afwijkingen waar normaal gezien met geen woord over gerept wordt, zijn tegenwoordig het geliefkoosde onderwerp van heel wat gesprekken. Geen enkele intimiteit wordt geschuwd, taboes bestaan niet meer. Fijn, zou je denken, zo zou het altijd moeten zijn. Want praten helpt en neemt de onwetendheid weg, niet?

Juist ja, maar er zijn grenzen en de mijne zijn bij deze onherroeplijk bereikt. Meer nog, ze zijn overschreden. Ik zweer het, als er nog één iemand- hoe goed bedoeld ook- zijn gruwelijke zwangerschapskwalen of horrorbevallingstaferelen in geuren en kleuren begint te vertellen, sta ik niet langer in voor de gevolgen. Ik vraag daarnaast ook met aandrang om geen enkel babyboek met ‘wijze’ raad meer onder mijn neus te duwen. Je wordt er banger in plaats van slimmer van.

Ach, noem het struisvogelgedrag, maar ik hoef het even allemaal niet meer te zien of te horen. Deze zwangere vrouw heeft namelijk nog altijd nergens last van en wil zich daar niet langer voor schamen, laat staan excuseren. Oké, het zou best kunnen dat mijn lijf de laatste weken nog aan een smerige inhaalbeweging begint. En dat mijn bevalling zelf zo onnoemelijk zwaar wordt, dat de tijdens mijn draagperiode opgestapelde vreugde in één klap teniet gedaan wordt. Maar zelfs dan wil ik daar nu niet aan denken. Go with the flow, is ook hier mijn motto. Of om het op z’n Jean Luc Dehaenes te zeggen: we zullen de problemen wel oplossen als ze zich stellen. Klaag, zaag en panikeer dus rustig verder. Als je mij nodig hebt om op de valreep iets positiefs over zwanger zijn en bevallen te melden, zoek dan naar mijn (bescheiden) dikke buik. Mijn hoofd steekt in de grond.

zondag 17 juli 2011

Music maestro

Muzikale opvoeding begint in de buik. Een concertje meepikken hier, een festivalbezoekje daar. De iPod volgestouwd met de beste zomertunes, de koptelefoon op mijn buik in plaats van op mijn oren. En als prenataal cadeautje een allereerste bandshirt. Van de Beatles dan nog wel.

Om maar te zeggen: of het later nu flik, brandweerman, schoonmaakster of hersenchirurg wordt, mijn kleintje moet en zal daarnaast een grote muziekliefhebber zijn. En goeie smaak is helaas niet te koop. Die heb je of die heb je niet… dankzij je ouders. Of in ieder geval dankzij één van beiden. Want mijn lief is in dit specifieke geval misschien toch niet de juiste man op de juiste plaats. Toegegeven, hij heeft zijn heldere momenten. Dan gaat hij met plezier mee naar een optreden van Eels of verrast hij mij met een geweldige aankoop op iTunes. Maar het merendeel van de tijd draait hij pretentieloze popplaatjes van Sheryl Crow, steekt hij de loftrompet over Rob De Nijs en wil hij naar concerten van Marco Borsato. Niet dramatisch (ik besef dat er ook wederhelften zijn die in hun vrije tijd naar het Schlagerfestival gaan of de nieuwste van Nickelback vrolijk meekwelen), wel onvoldoende. Hoewel onze baby zeker naar dat soort deuntjes mag luisteren, wil ik toch dat hij uiteindelijk een veel breder smakenpalet ontwikkelt.

Zo leerden mijn eigen ouders me al snel dat er naast kinder- en tienermuziek nog een heel ander gamma voorradig was. Prince, de Kinks, de Stones… ik ben blij dat ze deel uitmaakten van mijn opvoeding, ook al kon ik ze destijds nog niet echt naar waarde schatten. Precies dat uitgebreide referentiekader wil ik op mijn beurt verder doorgeven. De traditionele Plop-, Bumba- of K3-periode zal ik er niet mee kunnen vermijden (en voor alle duidelijkheid: dat hoeft ook niet!), maar de definitieve ‘schade’ aan de muzieksmaak van mijn mini-me zal wel beperkt blijven. Voor papa daarentegen komt alle hulp te laat, vrees ik.

maandag 11 juli 2011

Superwoman

Ken je dat moment? Het moment nét voor je moet presteren? Dat welbepaalde punt in de tijd waarop je, hoewel de zenuwen gespannen staan, nog heel even ongenaakbaar bent en de toekomst alleen maar perfectie verraadt? Heerlijk, toch?

Jammer genoeg blijken dat soort visualiseringen vaker niet dan wel goede voorspellingen te zijn. De uitvoering in de praktijk doet meestal gigantisch onder voor diegene die je in gedachten had. Mijn recente trip voor Vlaanderen Vakantieland naar de States is daarvan een tragisch mooi voorbeeld. Tot op de ochtend van de eerste draaidag praatte ik mezelf aan dat ik drie weken lang even hard zou kunnen werken en dat het resultaat van mijn arbeid even straf zou zijn als voor mijn zwangerschap. Mmm.. mooi niet dus. Het liep al meteen grondig fout. Presentaties en interviews leden onder beginnende zwangerschapsdementie en de combinatie hittegolf/ acuut gebrek aan slaap was ook niet bepaald bevordelijk voor een vlot verloop van de werkzaamheden. Serieus vloeken op mezelf, dat was zowat het enige waarin ik uitblonk die eerste dag. De dagen daarop ging het af en toe iets beter. Ik herinner mij zelfs een paar heldere, bijna verlichte momenten. Stukjes tekst bijvoorbeeld die er in één take op stonden. Babbels die zo vloeiend als een plasje gevoerd werden. Of verplaatsingen die zonder dutje passeerden. Maar hoe hard ik ook mijn best deed, een zware terugval heb ik niet kunnen vermijden. Het klassieke dipje (in dit geval een eufemisme voor totale crash) kwam, zag en overwon triomfantelijk. Tranen met tuiten werden gehuild om het besef dat ik dan toch niet de supervrouw ben die ik zo graag wilde zijn.

Gelukkig heb ik mij ondertussen ook nog iets anders en veel belangrijkers gerealiseerd: je eigen zwaktes erkennen en durven toegeven is een sterkte op zich. Trouwens, ik word in plaats van een supervrouw dan wel een supermama. Ik kan het me (helaas) al helemaal voorstellen…

zondag 3 juli 2011

Filosofie

“In wa veur ne wereld leven wa na?” Het is zeker tien jaar geleden dat ik nog een aflevering van de onvolprezen VTM-reeks ‘De familie Backeljau’ gezien heb. Maar ik hoor het gezinsopperhoofd Cois Backeljau (meesterlijk vertolkt door Luk Wyns) nog altijd zeggen. Een simpel zinnetje uit de mond van een marginaal dat je met wat slechte wil onder de noemer banale toogklap zou kunnen klasseren, hoewel het eigenlijk een verdomd interessante, bijna filosofische vraagstelling is. Eentje waar ik tegenwoordig zelf mee worstel omdat ik- zoals je misschien nog wel weet- binnenkort een kind op die waanzinnige wereld ga zetten. En dat vooruitzicht stemt mij helaas meer dan mij lief is tot twijfel en bezorgdheid.

We hebben nog altijd geen regering, er blijven bommen vallen op Libië, er worden nog altijd een massa vrouwen verkracht in Congo, het stralingsgevaar rond de kerncentrale van Fukushima is nog steeds niet geweken, onze groenten zijn besmet met één of andere dodelijke bacterie, de aarde warmt rustig verder op, … Eén blik op het journaal en alle zwangerschapseuforie verdwijnt als sneeuw voor de zon. Want als de toestand nu al zo ernstig is, kan hij later- als mijn kind volwassen is- toch alleen maar hopeloos geworden zijn? Vroeger was het beter, zal tegen dan geen dooddoener meer zijn, maar een onontkoombare waarheid. En ik ben verantwoordelijk voor het feit dat mijn toekomstige zoon of dochter zich op zo’n totaal verklote planeet zal moeten handhaven. Mooi cadeau hoor, dat soort leven ‘geschonken’ krijgen.

Mmm, te veel nadenken is duidelijk niet goed voor een mens. Al is te weinig je kopje gebruiken ook weer gevaarlijk. Volgens mij moet je de zaken soms bewust zo extreem voorstellen, juist om te beseffen dat het vijf voor twaalf is… Maar! Vijf voor twaalf is geen twaalf uur. Het is nog niet te laat met andere woorden, er is nog hoop. En hoop doet leven. Doet nieuw leven leven. Filosofisch, hé?

dinsdag 28 juni 2011

Dingske?

Het voorbije jaar zijn er in Vlaanderen 132 kinderen geboren met deze naam. Honderd-twee-en-dertig! De zoekmachine van Kind en Gezin ontneemt me meteen alle illusies. De voornaam die we voor ons kind in gedachten hebben, is- hoe uniek we ‘m zelf ook vinden (of beter: vonden)- totaal niet origineel. Emma, Fien, Julie, Marie en Lore voor een meisje of Lucas, Alexander, Milan, Liam en Lars voor een jongen zijn dat nog veel minder. Maar onze voorkeur komt qua populariteit toch al verraderlijk dicht in de buurt van deze toppers.

Wat nu? Hoor ik u denken.Wel, volgens mij en mijn brein zijn er ruwweg twee mogelijkheden. Of we gokken dat er in de crèche en later in de school van ons nageslacht geen kinderen met dezelfde roepnaam terechtkomen. En dat er bovendien geen enkel bevriend koppel het nog maar in het hoofd haalt hun boreling zo te noemen. Of we nemen het lot in eigen handen en bedenken snel iets nieuws. Iets beters misschien. Maar wat dan? Ik heb een hekel aan Franse namen, verafschuw Vlaamse benoemingen en ben ook al niet te vinden voor Amerikaanse uitvindsels. Een Baptiste, Soetkin of Britney zal het dus niet worden. Ook bij pas bevallen BV’s en internationale celebrity’s valt er teleurstellend weinig te rapen. Vernoemingen naar fruit (Peaches), champagne (Piper), spijkerbroeken (Denim) of godbetert opa’s (Achiel), ik mag er niet aan denken. En ook een dubbelde naam (Diva Muffin) of een juniorversie van mijn lief (Frans Bauer Junior) zie ik hoegenaamd niet zitten.

Eigenlijk gaat het precies zoals bij het kiezen van een man: het is altijd makkelijker om te uit te leggen wat je niet wil dan wat je wel wil. Ik vrees dus dat het lezen, luisteren, schrijven, schrappen en twijfelen wordt tot aan de geboorte. En voor het zover is, houden we ‘t dan maar bij de fantasieloze werktitel van onze baby: dingske. Al wil ik liever niet weten hoeveel gelijknamige projectjes er op dit moment vorm krijgen.

zondag 19 juni 2011

Babymoon

Bij mij is elk excuus goed om op reis te gaan. Daar durf ik zelfs een doorzichtige verkoopstruc voor overnemen. “Schaaaaaaaaat! Wij moeten nog op babymoon!” “Euh? Op wat?” “Op babymoon! Koppels die getrouwd zijn, gaan op honeymoon. Koppels die een kind gemaakt hebben, gaan op babymoon. Zo simpel is het. Om de zwangerschap te vieren en nog even volop van elkaar te genieten voor hun leven onomkeerbaar verandert. Dussssss…” “Ja, liefje, geen probleem. Boek maar iets.” Ha, heerlijk zo’n man die maar half luistert. Diezelfde dag nog reserveer ik vliegtuigtickets en een hotel. Rome, here we come!

Al is het ondertussen Rome, there we went. Een geslaagd snoepreisje was het. Gevuld met véél romantiek, urenlange wandelingen, monumentale bouwwerken, spectaculaire uitzichten, pasta en pizza op indrukwekkende pleinen en ijs tot het onze oren uitkwam. Maar we hebben ook waanzinnig veel gepraat. Soms waren het hele banale gesprekken, soms hele boeiende en soms ook hele lastige. Alsof ik met deze trip een bepaalde periode wilde evalueren en afsluiten, zodat we met een propere lei aan een nieuwe konden beginnen. Mijn lief vond het maar niks, dat eindeloze gekwek, al die moeilijke vragen. Hij had er geen energie meer voor na al die kilometers, zei hij. (yeah right, voor vrolijk gefriemel in bed was hij anders nooit te moe!)

En toch ben ik blij dat ik hier en daar wat aangedrongen heb en dat er af en toe wat heftige discussies gevoerd zijn op onze fameuze babymoon. Want ik weet nu meer dan ooit dat het goed zit tussen ons. Dat ik onverdeeld blij ben met wat er is en met wat er nog gaat komen. En ik ben er zeker van dat deze trip hem ook gelouterd heeft. Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar ik zie het aan de sprankeling in zijn ogen. En ik voel het aan de manier waarop hij me vastpakt. He’s my man, I’m his woman and there comes our baby.

zondag 12 juni 2011

Nestdrang

Keurig opgeruimde kasten, een vaas op tafel met verse tulpen en een symmetrisch gesnoeid tuintje. Ach, beetje perfectionistisch, licht autistisch misschien. Maar verder niks aan de hand. Wrong! Want daar blijft het helaas niet bij. Mijn lief moet te pas en te onpas zijn voeten vegen of ik hol als een bezetene achter hem aan om het weinige stof dat ie verplaatst heeft, onmiddellijk achter hem op te zuigen. Ik durf de laatste tijd ook al eens een cake te bakken. Met véél chocolade. En ik geniet ervan om de was te doen en die daarna in de tuin op het droogrekje te hangen. Komaan! Need- I- say- more? Ik heb het zitten. Nestdrang. Nu al.

Het begon nochtans allemaal vrij onschuldig. Met de aankoop van een nieuwe poef om precies te zijn. Omdat ie zo mooi zou passen in onze living, was de officiële reden. Maar de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat het ondertussen vooral een perfect accessoire is voor de couch potatoes die mijn lief en ik geworden zijn. Vroeger, toen ik nog een lege buik had, gingen we op vrije avonden uit eten, op café, naar feestjes,… (Ik meen mij te herinneren dat zoiets een ‘sociaal leven’ wordt genoemd.) Maar tegenwoordig zitten we samen voor de buis. Zo hebben we bijvoorbeeld geen enkele aflevering van Idool gemist. I do not kid you. Verder een glaasje wijn voor mijn lief, een beker thee voor ondergetekende en een poef dus voor onze vier benen. Meer hebben wij écht niet nodig om het weekend in te zetten.

En weet je wat het ergste is? Het deert me niet. Voor geen meter. Ik word er zelfs genant gelukkig van. Laat mij maar rustig de huisvrouw spelen. Laat mij dat nestje van ons maar gezellig inrichten en alles tot in de puntjes organiseren. Ik heb in het verleden meer dan genoeg het egoïstische feestbeest uitgehangen en ik zal het later ongetwijfeld opnieuw doen. Al moet ik tegen dan wel een goeie babysit zien te versieren. De poef voor hem of haar staat klaar alleszins.

zondag 5 juni 2011

Opvang

Je hebt toch al een crèche? Amper drie maanden zwanger was ik en de grote vraag werd mij al gesteld. Nee, tuurlijk had ik nog geen crèche. Mijn baby zit tot nader order totaal onschuldig en nietsvermoedend in mijn buik en ik zou al op zoek moeten naar een plek om hem of haar te dumpen!? Pervers. En dan te weten dat sommige ouders zelfs al een plekje in zo’n kinderdagverblijf reserveren nog voor de conceptie van het kind in kwestie. Nog perverser.

Maar bon, hoe hard je ook tegen het systeem bent, je moet mee. Want na 3 maanden zwangerschapsverlof is het afgelopen met de pret. Tenzij je borstvoedingsverlof bijneemt, of loopbaanonderbreking. Of tenzij je gewoon finaal stopt met werken en fulltime mama wordt. Alle respect voor vrouwen die dat soort keuzes maken, maar ik vermoed dat ik er na 3 maanden naar zal snakken om mij weer te smijten. Ik wil sowieso nog een leven naast het moederschap. Zeker omdat ik mijn job zo ongelooflijk graag doe en zo’n fijn sociaal leven heb. Oké, ik zal hier en daar wat moeten skippen en ik zal nog meer prioriteiten moeten stellen, maar ik wil mijn bezigheden in geen geval volledig opgeven. Dus ja, daar stelt het probleem zich al. Dan moet je baby af en toe ergens anders terecht kunnen. Bij mijn ouders? Zeer zeker, maar niet de hele tijd. Die mensen werken nog en willen daarnaast ook wat vrije tijd behouden. Bij zijn ouders of mijn grootouders? Uiteraard, maar niet de hele tijd. Die mensen werken niet meer, maar hebben wel nog hun hobby’s. En ik wil ze op hun leeftijd bovendien niet onnodig belasten.

Conclusie (ja, je voelt ‘m al aankomen): zo’n crèche zou inderdaad toch wel bijzonder gemakkelijk zijn. Ik tik het woord in combinatie met onze woonplaats in op Google, begin wat rond te bellen, maak een paar afspraken om ter plaatse te gaan kijken… En hupla, nog geen week later is het al gefixt. Ik heb opvang gevonden. Geweldige mensen, geweldige service én dat allemaal als het ware achter mijn hoek. Stress voor niks dus? Of gewoon nét op tijd danzij die ene, in eerste instantie irritante vraag?

maandag 30 mei 2011

De grootouders

Ze zijn zo fier meneer. Mijn ouders. Groot-ouders in spe. Al is het ooit en nog niet zo lang geleden wel anders geweest. Ik herinner me nog perfect de dag dat ik hen het blijde nieuws verteld heb. Een dag die ik zo snel mogelijk achter de rug wilde hebben én tegelijk ook zo lang mogelijk wilde uitstellen. Dat lijkt vreemd, maar niet als je mijn ouders kent. En ik ken ze nogal goed. Zo beangstigend goed zelfs dat het scenario van de onthulling én de daaropvolgende reacties van vader en moeder vijf minuten na de positieve zwangerschapstest al gedetailleerd in mijn hoofd zat. En het moet gezegd, alle acteurs hebben zich werkelijk voorbeeldig aan dat script gehouden.

Mama kookt een lekkere maaltijd. Ik krijg geen hap door mijn keel. Papa is nieuwsgierig naar onze avonturen (mijn lief en ik waren net terug van een rondreis door Namibië), ik probeer ze zo nonchalant mogelijk te briefen. En dan is het daar plots. De point of no return. Alle verhalen zijn verteld, het eten is op. Nu moet het gebeuren. “… en dan is er nog iets belangrijks dat we jullie moeten vertellen...” Ijzige stilte. “… ik ben zwanger!”. Zo mogelijk nog ijzigere stilte. “Ik wist het!”, roept mijn moeder dolgelukkig. Maar zodra ze oogcontact maakt met mijn vader, tempert ze haar enthousiasme. Niet onlogisch, want haar echtgenoot wil eigenlijk liever huilen dan lachen. “Dat meen je niet…”, zegt hij ontgoocheld en met knikkende stem. “… da’s toch veel te vroeg…”. Het is het begin van een bizarre periode. Mijn toestand wordt ongeveer een maand zo goed als doodgezwegen. Onder het motto: waar we nog niet over praten, bestaat nog niet.

Maar gelukkig zijn mama en papa ondertussen helemaal bijgedraaid. Meer nog: het lijkt zelfs alsof mijn zwangerschap nooit een issue geweest is voor hen. Ze genieten volop van alle felicitaties die ze krijgen, zijn aandoenlijk bezorgd en kijken elke keer weer vol trots naar mijn groeiende buik. En ja hoor, ook die miraculeuze ommekeer stond in het scenario.

zondag 22 mei 2011

De papa

Eerst was hij enkel mijn lief. Nu wordt hij ook de papa van mijn kind. Wie had dat een jaar geleden kunnen denken? Een jaar geleden waren we nog niet eens samen. Straffer: hadden we elkaar nog niet eens ontmoet. Ik dacht toen, met enige zin voor overdrijving, dat ik nooit meer van straat zou geraken. Dat ik op termijn noodgedwongen een BOM zou moeten worden. En toch, ondanks die vreselijke doembeelden stond ie daar plots: de man van mijn leven. De man die alle vaagheid deed verdwijnen, alles mooi in de plooi liet vallen en ervoor zorgde dat mijn hele leven plots ‘klopte’.

Vroeger was er alleen me myself and I, nu is er alleen nog wij. Na een paar weken woonden we samen en niet veel later wisten we dat we liever vandaag dan morgen samen een kindje wilden maken. Ondertussen is die productiefase achter de rug en ben ik er zeker van dat ik helemaal klaar ben voor het vervolg. Maar hoe zit het met mijn lieve lief? Kan hij wel om met de loodzware druk op zijn schouders? En dan bedoel ik niet de door mij, maar de door de maatschappij opgelegde druk. Want willen of niet, die is er tegenwoordig meer dan ooit.

In het verleden was het allemaal zo simpel voor een man. Het vrouwtje regelde 9 maanden lang alles zelf. Pas op de dag van de waarheid moest meneer in actie schieten. Hij voerde mevrouw in een rotvaart naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, beende een paar uur zenuwachtig op en neer et voila, de voortplanting was geschied. Maar tegenwoordig is alles dus anders. Tot groot genoegen van de moeder in spe, maar misschien wel tot wanhoop van de vader in spe. De moderne, aanstaande vader moet namelijk een soort superman zijn: coach, kok, masseur, binnenhuisontwerper, butler, therapeut,… all in one. Daarnaast wordt hij verondersteld op de hoogte te zijn van de laatste medische details aangaande het kind in wording. En moet hij liefst vanal zo enorm empathisch zijn dat hij zelfs aan de andere kant van de kamer weet wanneer de baby schopt. Maar wie houdt er rekening met zijn gevoelens? Wel, ik. Als beloning mag hij vanavond een extra glaasje rode wijn drinken.

woensdag 18 mei 2011

Buiken

“Ik zal het wel doen, jij moet oppassen voor de vrucht”. ‘t Was een opmerking die bol stond van de ironie en toch zegt ze veel over hoe een zwangere vrouw bekeken wordt. Als een hulpeloos geval, een halve gehandicapte, een onzelfstandig wezen. En dan ben ik nog niet eens wanstaltig dik of opvallend gebrekkig. Ik heb voorlopig gewoon ‘een buikje’. Zoals zo veel mensen rondlopen met een buikje. Ook mannen (al gaat het daar waarschijnlijk om een iets andere inhoud). Worden die zo vaak toch voorzichtigheid aangemaand en bij het handje gehouden? Nee toch. Wel, dat hoeft bij mij ook niet. Tot nader order kan ik nog altijd perfect voor mezelf zorgen. Ik kan zelfs werken (owla!) en sporten (owla owla!). Ik heb namelijk altijd veel gesport en het is niet omdat er nu een kind in mijn buik zit dat ik daarmee ga stoppen. Het kind jogt en yoga’t gewoon rustig mee. Word ik beter van en hij/zij daar beneden in mijn baarmoeder ook. Ben ik heilig van overtuigd en de hele zwangerschapsliteratuur met mij. En toch word ik er soms op aangekeken. “Moet dit nu echt?”, zie ik de mensen denken. “Ze is zwanger en toch wil ze nog afvallen.” Ja, mooi niet. Ik heb me nog nooit uitgesloofd om gewicht te verliezen, ik sport om me goed te voelen. En op dit moment in mijn leven wil ik me meer dan ooit goed voelen. Het spijt me zeer, maar zo lang het lukt, zul je mij dus rondjes zien joggen en vreemde yogaposes zien aannemen.

Ik ben ook van plan om nog lang te blijven werken. Tot het bittere einde als het enigszins kan. Want ook met iets meer omvang kan je goeie reisreportages maken en platen op de radio aan- en afkondigen. Er zijn vrouwen die stukken zwaarder werk doen tot net voor de eerste barensweeën.

Ach, zwanger zijn en bevallen is iets van alle tijden en alle culturen. Vrouwen hebben het altijd en overal gedaan en gekund. Zelfs in de meest waanzinnige omstandigheden. En waar zijn die overbezorgde mannen op zo’n moment? Ofwel blinken ze uit door afwezigheid ofwel slaan ze het hele gebeuren als aan de grond genageld gade. Dan zouden ze beter een tourke gaan lopen of een zonnegroet brengen.

zondag 8 mei 2011

Haperende hormonen

Ik had nooit gedacht dat ik het zou zeggen, maar ik wil graag dikker worden. Waar blijft die ronde buik? Wanneer krijg ik eindelijk die enorme tieten? Ik ben halverwege mijn zwangerschap en ik zie er nog altijd min of meer hetzelfde uit als voor de bevruchting. Ik ben ook amper misselijk geweest. En ik heb geen vieze goestingskes. Ik zou mijn lief in het holst van de nacht naar de lokale Pakistaan willen sturen voor een pot augurken, een blik haring en een pak zoute drop. Maar ik word nooit wakker in die donkere uren. Niet van de misselijkheid en niet van de honger. Ik slaap als een roosje. Een roosje zonder doornen. Want ik heb ook voor geen meter last van mijn hormonen. Welke hormonen? Scheiden mijn endocriene klieren die stoffen eigenlijk wel af? Heb ik überhaupt endocriene klieren? En vooral: waarom stel ik mezelf dit soort waanzinnige vragen? Ik weet niet eens wat endocrien betekent. Ik zou gewoon zo graag misbruik maken van de situatie en de venijnige en wispelturige bitch uithangen. Of de drama-queen in mezelf naar boven halen. Maar nee, niks woede-uitbarstingen, niks onverklaarbare huilbuien. Ik ben griezelig stabiel. Een getrainde zenboeddhist zou nog jaloers op mij zijn.

Ow, en ik wil zo graag naar de zwangerschapsyoga. Kan vanaf 14 weken in theorie (ben ik dus al eeeeeeeuwen voorbij). Maar ik durf niet. De lerares zou mij toch gewoon terug naar huis sturen. Of op zijn minst een bewijs van de gyneacoloog eisen. En de andere écht zwangere vrouwen, die zouden medelijden krijgen, over mijn buik strelen en zeggen dat het allemaal wel goed komt. Dat ik juist blij moet zijn dat ik niet moddervet ben. Allemaal kilo’s die ik achteraf niet kwijt hoef te geraken. Dat mijn lief en de rest van mijn omgeving zich gelukkig mag prijzen. Hun leven wordt niet onverhoeds op zijn kop gezet door een zot, zwanger wijf. En dat dat puffen echt niet zo onoverkomelijk moeilijk is. Ik zal snel bijgebeend zijn binnen een paar weken.

Ach, de schatten, ze hebben gelijk. Ik weet het wel. En toch. Ik had stiekem gehoopt op een compleet ander lichaam en een volledig door elkaar geklutste hormoonhuishouding.. Want zwanger zijn, is je enige kans om even iemand helemaal anders te zijn, terwijl je toch nog altijd dezelfde blijft.

maandag 2 mei 2011

Zij die zonder zonden zijn...

Niet meer roken, niet meer drinken, geen junkfood meer eten… Zwanger zijn is afzien. Tenzij je ‘t gewoon bent om zonder zonden te leven. Dan kost het geen enkele moeite. Ben ik zelf (ahum) het perfecte voorbeeld van. Roken doe ik sowieso niet en gezond eten is geen opgave maar een plezier. Het enige wat ik mis is een wijntje zo af en toe. Tijdens een gezellig etentje met vrienden of op de bank met mijn lief als beloning na een zware werkdag. Al geef ik bij deze toe, dat ik mezelf bij hoge uitzondering wel eens een glaasje cava toesta. Gedurfd.

Gelukkig is seks wel nog toegelaten. Volgens de vakliteratuur zijn er twee mogelijkheden: ofwel word je extreem geil als je in verwachting bent, ofwel word je een non. Laat ons zeggen dat mijn zwangere zelf zich ergens tussen die twee uitersten positioneert. Ik heb nog wel geregeld zin in een vrijpartij. Maar even vaak is een rondje vogelen het laatste van mijn zorgen. Buik en kind daarin krijg ik trouwens, hoe opgewonden ook, nooit helemaal uit mijn hoofd. Ook mijn lief kan het niet laten om zelfs in het heetst van de strijd een domme babymop te maken. En face it, het spul waar het bij hem allemaal om draait is nu voor een hele tijd van geen enkel belang meer.

Dus kiezen wij tegenwoordig entertainmentgewijs voor andere zeden en gewoonten. Een uitgebreide massagesessie in combinatie met veel knuffelen en kussen bijvoorbeeld. Een ontspannend filmavondje met pakweg groene thee en gedroogde vruchten in de aanslag. Of een romantisch uitje naar een stomend hete… babybeurs.

Ik weet het, spectaculair is het allemaal niet. Maar dat je mij nu een onwaarschijnlijke seut vindt, kan mij hoegenaamd niks schelen. Want mijn lief hoor ik niet klagen. Die heeft bij het uitgaan altijd een bob ter beschikking en hij krijgt elke ochtend een versgeperst fruitsapje voorgeschoteld. Geef toe, daar kan toch geen orgasme tegenop?

Of draagt hij gewoon waardig zijn lot?

zaterdag 23 april 2011

Het besef

Mijn regels blijven uit, de predictortest is positief en de gynaecoloog herkent tijdens de eerste echo een hompje vlees in mijn baarmoeder. Bewijs genoeg zou je denken. Die vrouw is bevrucht, zwanger, drachtig, in verwachting. Dat ziet het kleinste kind. Alleen wil deze toekomstige moeder het zelf maar niet beseffen. Nu ja, willen wel, maar het dringt gewoon niet door. Ik kan het met de beste wil van de wereld niet vatten. Mijn lichaam ziet er ook nog krek hetzelfde uit als voor de zogezegde bevruchting. Hoe kan ik dan zwanger zijn? En moet ik niet misselijk worden? En moe? Dat staat toch in alle boekjes (die ik voor de zekerheid toch al maar gekocht heb)?

Maar dan begin ik het heuglijke nieuws voorzichtig rond te vertellen. Aan mijn ouders. Aan mijn zus. Aan de ouders van mijn lief. Aan zijn zus. Aan mijn beste vriendinnen. Aan zijn beste vrienden. Aan mijn collega’s. Aan zijn collega’s. En uiteindelijk ook… aan de rest van de wereld. Met de hulp van Sofie Lemaire. “De rosse snol zit vol”, zo en niet anders verkondigt ze het heuglijke nieuws in haar programma op Studio Brussel.

Mijn telefoon staat onmiddellijk roodgloeiend, de feiten worden razendsnel rondgetwitterd en het nieuwtje pronkt al even gauw op nummer 1 in de lijst van meest gelezen berichten op zowat alle kranten- en nieuwssites. De impact is zelfs zo groot dat de lieve mevrouw van de VRT-persdienst me met aandrang vraagt om in het vervolg toch eerst even met haar te overleggen voor ik zulke wetenswaardigheden de planeet rondstuur. Een kleine misrekening ja. Juist omdat het in mijn hoofd allemaal nog niet zo veel voorstelde.

Maar de overdreven heisa heeft ook een positief effect. Want plots is die langverwachte ‘klik’ er wel. Ik ben niet alleen zwanger, ik voel mij ook zwanger. Als ik heel goed kijk, zie ik zelfs al een klein buikje opdoemen. En damn, ik voel mij verdomd mottig af en toe. Soms bij het opstaan, soms ‘s avonds, kort na het eten. En ik ben zo gruwelijk moe. Het zevenuurjournaal is amper afgelopen of ik lig al vrolijk te knorren. Geloof me vrij, die ontkenningsfase had zo z’n voordelen.

En toch. Kleine kwaaltjes hier of minieme probleempjes daar. Ze kunnen me met geen stokken van mijn roze wolk krijgen. Ik ben vast van plan om hier tot begin september te blijven zitten. Ook al zal dat arme wolkje stilaan wel lager en lager zakken.