Muzikale opvoeding begint in de buik. Een concertje meepikken hier, een festivalbezoekje daar. De iPod volgestouwd met de beste zomertunes, de koptelefoon op mijn buik in plaats van op mijn oren. En als prenataal cadeautje een allereerste bandshirt. Van de Beatles dan nog wel.
Om maar te zeggen: of het later nu flik, brandweerman, schoonmaakster of hersenchirurg wordt, mijn kleintje moet en zal daarnaast een grote muziekliefhebber zijn. En goeie smaak is helaas niet te koop. Die heb je of die heb je niet… dankzij je ouders. Of in ieder geval dankzij één van beiden. Want mijn lief is in dit specifieke geval misschien toch niet de juiste man op de juiste plaats. Toegegeven, hij heeft zijn heldere momenten. Dan gaat hij met plezier mee naar een optreden van Eels of verrast hij mij met een geweldige aankoop op iTunes. Maar het merendeel van de tijd draait hij pretentieloze popplaatjes van Sheryl Crow, steekt hij de loftrompet over Rob De Nijs en wil hij naar concerten van Marco Borsato. Niet dramatisch (ik besef dat er ook wederhelften zijn die in hun vrije tijd naar het Schlagerfestival gaan of de nieuwste van Nickelback vrolijk meekwelen), wel onvoldoende. Hoewel onze baby zeker naar dat soort deuntjes mag luisteren, wil ik toch dat hij uiteindelijk een veel breder smakenpalet ontwikkelt.
Zo leerden mijn eigen ouders me al snel dat er naast kinder- en tienermuziek nog een heel ander gamma voorradig was. Prince, de Kinks, de Stones… ik ben blij dat ze deel uitmaakten van mijn opvoeding, ook al kon ik ze destijds nog niet echt naar waarde schatten. Precies dat uitgebreide referentiekader wil ik op mijn beurt verder doorgeven. De traditionele Plop-, Bumba- of K3-periode zal ik er niet mee kunnen vermijden (en voor alle duidelijkheid: dat hoeft ook niet!), maar de definitieve ‘schade’ aan de muzieksmaak van mijn mini-me zal wel beperkt blijven. Voor papa daarentegen komt alle hulp te laat, vrees ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten