Mijn lijf en ik, wij hebben onze moeilijke periodes gehad. Net als elk zichzelf respecterend koppel. Te dik, te klein, te weinig, te traag,… Er was altijd wel iets wat beter of anders kon. Maar we hebben gelukkig op tijd beseft dat we ‘t hoedanook met elkaar zullen moeten doen en dat we er dus maar beter het beste van maken. En kijk eens aan waar we nu staan, wij twee. Mijn lijf is fier op mij en ik ben fier op mijn lijf. Want dat kleine, op het eerste zicht fragiele lichaam, heeft mij de voorbije 7 maanden geen moment in de steek gelaten. Ik was in het prille begin van mijn zwangerschap weliswaar overdreven moe en af en toe licht misselijk, maar dat neem ik ‘the body’ niet kwalijk. Ik zou zelfs boos geweest zijn als ie me dat niet gelapt zou hebben. Er is al zo belachelijk weinig om over te zeuren. Niks hormonale opstootjes, niks bekkeninstabiliteit, niks kortademigheid. Enkel als ik mij moet bukken zit die buik een klein beetje in de weg. Ik kan ook niet meer alle sporten doen die ik zou willen doen. En oh ja, ik heb bij momenten een tikkeltje last van brandend maagzuur. Ach, welke hoogzwangere vrouw kan in godsnaam zeggen dat die- eigenlijk volstrekt onnoemenswaardige- kwaaltjes haar enige besognes zijn? Zonder zever, als het altijd op die manier zou kunnen, dan zit ik er totaal niet mee in om de rest van mijn leven in verwachting te zijn. Laat maar komen die bevruchtingen!
Al is er naast het fysieke aspect van een dracht ook nog het mentale natuurlijk. En dat is gek genoeg een heel ander verhaal. Hier begin ik wel zware tekenen van ‘zwangerschapsmoeheid’ te vertonen. Zo erg zelfs dat de baby er voor mijn part vandaag nog mag uitfloepen. Hoe ziet mijn kind eruit, hoe voelt het, lacht het, huilt het… Ik wil het NU weten. Noem het nieuwsgierigheid of ongeduld, maar voor mij gaat het eerder om een gezonde geest in een gezond lichaam. Kwestie van een relatiecrisis tussen mij en ‘the body’ te vermijden, hé.